Oelemars

Zandwinning De Oelemars

Geologische periode: Kwartair, Pleistoceen

De Oelemars (naam is afgeleid van uilengat) ligt in een dekzandgebied. Deze dekzandlaag is in het Weichselien, een onderdeel van het Pleistoceen, afgezet door de wind. Op het dekzand hebben zich moeras en heidegebieden ontwikkeld. Begin jaren ’20 werd door dit gebied de Plonderbeek aangelegd. In de jaren ’80 werd de winning van dekzand uit dit gebied begonnen en duurt voort tot op de dag van vandaag. Er is inmiddels een meer ontstaan dat als broedgebied dient voor vele vogelsoorten, waaronder de IJsvogel.

In de Pleistocene dekzandlaag zijn veel fossiele resten gevonden van dieren uit de laatste ijstijd. Het gaat dan voornamelijk om losse botten van zoogdieren. Dieren die gevonden zijn, zijn onder andere de mammoet, reuzenhert, steppewisent, wolf, wolharige neushoorn en paard. Ook zijn er twee vuurstenen afslagen gevonden waarvan wordt aangenomen dat ze afkomstig zijn van Neanderthalers die destijds waarschijnlijk joegen op de dieren in de omgeving. Deze mensen maakten van vuursteen gereedschappen om op dieren te jagen en hun huiden en vlees te bewerken. De gevonden botten en vuurstenen werktuigen zijn ongeveer 40.000 jaar oud. Deze collectie botmateriaal en vuurstenen werktuigen is in bezit van de heer van de Steeg.

Behalve Pleistocene fossielen worden er ook zwerfstenen gevonden die in de ijstijd door het ijs vanuit Scandinavië zijn meegevoerd. In deze stenen zitten ook fossielen uit verschillende geologische tijdperken. Het merendeel van deze fossielen zijn in de collectie van de heer J. van de Steeg.

Tegenwoordig is de Oelemars een belangrijke broed- en verblijfplaats voor vele, ook zeldzame, vogelsoorten.